Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/120900153.webp
išeiti
Vaikai pagaliau nori išeiti laukan.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/67232565.webp
sutarti
Kaimynai negalėjo sutarti dėl spalvos.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
cms/verbs-webp/109071401.webp
apkabinti
Mama apkabina kūdikio mažytės kojytes.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
cms/verbs-webp/67095816.webp
gyventi kartu
Abi planuoja greitu metu gyventi kartu.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/104476632.webp
plauti
Man nepatinka plauti indus.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
cms/verbs-webp/124046652.webp
būti pirmam
Sveikata visada būna pirmoje vietoje!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
cms/verbs-webp/119613462.webp
laukti
Mano sesuo laukiasi vaiko.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
cms/verbs-webp/93150363.webp
pabusti
Jis ką tik pabudo.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
cms/verbs-webp/122079435.webp
padidinti
Įmonė padidino savo pajamas.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/79317407.webp
liepti
Jis liepia savo šuniui.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/123953850.webp
išgelbėti
Gydytojai galėjo išgelbėti jo gyvybę.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/23257104.webp
stumti
Jie stumia vyrą į vandenį.
duwen
Ze duwen de man het water in.