Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

rozebrat
Náš syn všechno rozebírá!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

slyšet
Neslyším tě!
horen
Ik kan je niet horen!

malovat
Chci si vymalovat byt.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

přijmout
Někteří lidé nechtějí přijmout pravdu.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

dorazit
Letadlo dorazilo včas.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

být
Neměl bys být smutný!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

zapomenout
Už na jeho jméno zapomněla.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.

dělat
Měl jste to udělat před hodinou!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

dělat pro
Chtějí dělat něco pro své zdraví.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

promluvit
Chce promluvit ke své kamarádce.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

pokrýt
Lekníny pokrývají vodu.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
