Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

brænde
Der brænder en ild i pejsen.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.

invitere
Vi inviterer dig til vores nytårsfest.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.

løbe væk
Vores søn ville løbe væk hjemmefra.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.

svare
Hun svarer altid først.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.

slå op
Hvad du ikke ved, skal du slå op.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.

spare
Du sparer penge, når du sænker rumtemperaturen.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.

begrænse
Under en diæt skal man begrænse sit madindtag.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

sende
Han sender et brev.
sturen
Hij stuurt een brief.

efterlade
Hun efterlod mig en skive pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.

foretrække
Mange børn foretrækker slik frem for sunde ting.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

betyde
Hvad betyder dette våbenskjold på gulvet?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
