Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
lukke igennem
Skal flygtninge lukkes igennem ved grænserne?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
læse
Jeg kan ikke læse uden briller.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
ringe
Hun kan kun ringe i sin frokostpause.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
løbe efter
Moderen løber efter sin søn.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
plukke
Hun plukkede et æble.
plukken
Ze plukte een appel.
lykkes
Det lykkedes ikke denne gang.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
bruge
Hun brugte alle sine penge.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
fyre
Min chef har fyret mig.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
stå
Bjergbestigeren står på toppen.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
køre igennem
Bilen kører igennem et træ.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
sortere
Jeg har stadig en masse papirer, der skal sorteres.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.