Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/67095816.webp
flytte sammen
De to planlægger at flytte sammen snart.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/109657074.webp
drive væk
En svane driver en anden væk.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
cms/verbs-webp/100649547.webp
ansætte
Ansøgeren blev ansat.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
cms/verbs-webp/102731114.webp
udgive
Forlaget har udgivet mange bøger.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
cms/verbs-webp/68841225.webp
forstå
Jeg kan ikke forstå dig!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
cms/verbs-webp/40632289.webp
chatte
Eleverne bør ikke chatte i timen.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belaste
Kontorarbejde belaster hende meget.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
cms/verbs-webp/90287300.webp
ringe
Kan du høre klokken ringe?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/30793025.webp
prale
Han kan lide at prale med sine penge.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/104818122.webp
reparere
Han ville reparere kablet.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/115373990.webp
dukke op
En kæmpe fisk dukkede pludselig op i vandet.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
cms/verbs-webp/98082968.webp
lytte
Han lytter til hende.
luisteren
Hij luistert naar haar.