Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/93221279.webp
brænde
Der brænder en ild i pejsen.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
cms/verbs-webp/112408678.webp
invitere
Vi inviterer dig til vores nytårsfest.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
cms/verbs-webp/41918279.webp
løbe væk
Vores søn ville løbe væk hjemmefra.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
cms/verbs-webp/117890903.webp
svare
Hun svarer altid først.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
cms/verbs-webp/47241989.webp
slå op
Hvad du ikke ved, skal du slå op.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/25599797.webp
spare
Du sparer penge, når du sænker rumtemperaturen.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
cms/verbs-webp/129244598.webp
begrænse
Under en diæt skal man begrænse sit madindtag.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sende
Han sender et brev.
sturen
Hij stuurt een brief.
cms/verbs-webp/124274060.webp
efterlade
Hun efterlod mig en skive pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/47802599.webp
foretrække
Mange børn foretrækker slik frem for sunde ting.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
cms/verbs-webp/93792533.webp
betyde
Hvad betyder dette våbenskjold på gulvet?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/84314162.webp
brede ud
Han breder sine arme ud.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.