Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/109657074.webp
drive væk
En svane driver en anden væk.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
cms/verbs-webp/114379513.webp
dække
Vandliljerne dækker vandet.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belaste
Kontorarbejde belaster hende meget.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
cms/verbs-webp/109099922.webp
minde
Computeren minder mig om mine aftaler.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/42212679.webp
arbejde for
Han arbejdede hårdt for sine gode karakterer.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
cms/verbs-webp/83548990.webp
vende tilbage
Bumerangen vendte tilbage.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/55119061.webp
begynde at løbe
Atleten er ved at begynde at løbe.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/124575915.webp
forbedre
Hun ønsker at forbedre sin figur.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
cms/verbs-webp/104476632.webp
vaske op
Jeg kan ikke lide at vaske op.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
cms/verbs-webp/117311654.webp
bære
De bærer deres børn på ryggen.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/57248153.webp
nævne
Chefen nævnte, at han vil fyre ham.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/116519780.webp
løbe ud
Hun løber ud med de nye sko.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.