Woordenlijst

Leer werkwoorden – Catalaans

cms/verbs-webp/114231240.webp
mentir
Ell sovint menteix quan vol vendre alguna cosa.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/119269664.webp
aprovar
Els estudiants han aprovat l’examen.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/106622465.webp
asseure’s
Ella s’asseu al costat del mar al capvespre.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
cms/verbs-webp/123211541.webp
nevar
Avui ha nevat molt.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/99207030.webp
arribar
L’avió ha arribat a temps.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/74036127.webp
perdre
L’home va perdre el seu tren.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
cms/verbs-webp/113415844.webp
sortir
Molts anglesos volien sortir de la UE.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/120086715.webp
completar
Pots completar el trencaclosques?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/102327719.webp
dormir
El bebè dorm.
slapen
De baby slaapt.
cms/verbs-webp/91442777.webp
trepitjar
No puc trepitjar a terra amb aquest peu.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/118253410.webp
gastar
Ella va gastar tots els seus diners.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
cms/verbs-webp/119847349.webp
escoltar
No puc escoltar-te!
horen
Ik kan je niet horen!