Vocabulari
Aprèn verbs – neerlandès

ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
desxifrar
Ell desxifra la lletra petita amb una lupa.

bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
promocionar
Hem de promocionar alternatives al trànsit de cotxes.

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
nedar
Ella nedà regularment.

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
escollir
Ella escull un nou parell d’ulleres de sol.

samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
trobar-se
És bonic quan dues persones es troben.

moeten
Men zou veel water moeten drinken.
hauria
S’hauria de beure molta aigua.

ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
descobrir
Els mariners han descobert una terra nova.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
millorar
Ella vol millorar la seva figura.

doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
fer per
Volen fer alguna cosa per la seva salut.

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
simplificar
Has de simplificar les coses complicades per als nens.

hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
esperar
Molts esperen un futur millor a Europa.
