Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
limitar
Durant una dieta, has de limitar la teva ingesta d’aliments.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cremar
La carn no ha de cremar-se a la graella.
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
exprimir
Ella exprimeix la llimona.
cms/verbs-webp/1422019.webp
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
repetir
El meu lloro pot repetir el meu nom.
cms/verbs-webp/95543026.webp
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
participar
Ell està participant a la cursa.
cms/verbs-webp/79582356.webp
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
desxifrar
Ell desxifra la lletra petita amb una lupa.
cms/verbs-webp/68561700.webp
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
deixar obert
Qui deixa obertes les finestres convida als lladres!
cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
comprar
Ells volen comprar una casa.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
sobrecarregar
La feina d’oficina la sobrecarrega molt.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
parlar amb
Algú hauria de parlar amb ell; està molt sol.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controleren
Hij controleert wie daar woont.
comprovar
Ell comprova qui hi viu.
cms/verbs-webp/109071401.webp
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
abraçar
La mare abraça els peus petits del bebè.