Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/114993311.webp
zien
Je kunt beter zien met een bril.
veure
Pots veure millor amb ulleres.
cms/verbs-webp/94193521.webp
draaien
Je mag naar links draaien.
girar
Pots girar a l’esquerra.
cms/verbs-webp/120509602.webp
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
perdonar
Ella mai no li pot perdonar això!
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
descobrir
Els mariners han descobert una terra nova.
cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
proporcionar
Es proporcionen cadires de platja als vacacionistes.
cms/verbs-webp/80060417.webp
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
marxar
Ella marxa amb el seu cotxe.
cms/verbs-webp/93150363.webp
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
despertar-se
Ell acaba de despertar-se.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
oferir
Ella va oferir regar les flors.
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
sonar
La seva veu sona fantàstica.
cms/verbs-webp/63935931.webp
draaien
Ze draait het vlees.
girar
Ella gira la carn.
cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
nevar
Avui ha nevat molt.
cms/verbs-webp/115520617.webp
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
atropellar
Un ciclista va ser atropellat per un cotxe.