Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

preparar
Ella li va preparar una gran alegria.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

pensar
Ella sempre ha de pensar en ell.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.

passar per
Els dos passen l’un per l’altre.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

girar
Ella gira la carn.
draaien
Ze draait het vlees.

retrobar-se
Finalment es retroben.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

enviar
Aquest paquet serà enviat aviat.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

castigar
Ella ha castigat la seva filla.
straffen
Ze strafte haar dochter.

penjar
Tots dos pengen d’una branca.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

cobrir-se
El nen es cobreix.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

tallar
Per l’amanida, has de tallar el cogombre.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

demanar
Ella demana un esmorzar per ella mateixa.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
