Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

bli full
Han blir full nesten hver kveld.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

strekke ut
Han strekker armene sine vidt.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

trenge
Jeg er tørst, jeg trenger vann!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!

vaske opp
Jeg liker ikke å vaske opp.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

kaste
Han kaster ballen i kurven.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.

kaste til
De kaster ballen til hverandre.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

kritisere
Sjefen kritiserer den ansatte.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.

svinge
Du kan svinge til venstre.
draaien
Je mag naar links draaien.

jobbe med
Han må jobbe med alle disse filene.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.

elske
Hun elsker katten sin veldig mye.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

avhenge av
Han er blind og avhenger av ekstern hjelp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
