Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

ringe
Jenta ringer vennen sin.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.

gå inn
Han går inn på hotellrommet.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

spise
Hønene spiser kornene.
eten
De kippen eten de granen.

påta seg
Jeg har påtatt meg mange reiser.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.

ringe
Klokken ringer hver dag.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

stoppe
Kvinnen stopper en bil.
stoppen
De vrouw stopt een auto.

tale ut
Hun ønsker å tale ut til vennen sin.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

skje
Rare ting skjer i drømmer.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.

kaste
Han kaster sint datamaskinen sin på gulvet.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

vekke
Vekkerklokken vekker henne kl. 10.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.

male
Jeg vil male leiligheten min.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
