Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

ville
Han vil ha for mye!
willen
Hij wil te veel!

besøke
En gammel venn besøker henne.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.

gå
Hvor går dere begge to?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

overraske
Hun overrasket foreldrene med en gave.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

vente
Hun venter på bussen.
wachten
Ze wacht op de bus.

trekke ut
Hvordan skal han trekke ut den store fisken?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

skrive
Han skriver et brev.
schrijven
Hij schrijft een brief.

snakke
Han snakker til sitt publikum.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

innrede
Min datter vil innrede leiligheten sin.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

slå
Foreldre bør ikke slå barna sine.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

sparke
I kampsport må du kunne sparke godt.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
