Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/115291399.webp
ville
Han vil ha for mye!
willen
Hij wil te veel!
cms/verbs-webp/102238862.webp
besøke
En gammel venn besøker henne.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/82669892.webp
Hvor går dere begge to?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/125884035.webp
overraske
Hun overrasket foreldrene med en gave.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/118588204.webp
vente
Hun venter på bussen.
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/120870752.webp
trekke ut
Hvordan skal han trekke ut den store fisken?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/119895004.webp
skrive
Han skriver et brev.
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/93169145.webp
snakke
Han snakker til sitt publikum.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/116877927.webp
innrede
Min datter vil innrede leiligheten sin.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slå
Foreldre bør ikke slå barna sine.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
cms/verbs-webp/105875674.webp
sparke
I kampsport må du kunne sparke godt.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
cms/verbs-webp/125116470.webp
stole på
Vi stoler alle på hverandre.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.