Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
komme nærmere
Sneglene kommer nærmere hverandre.
cms/verbs-webp/124274060.webp
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
etterlate
Hun etterlot meg et stykke pizza.
cms/verbs-webp/118011740.webp
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
bygge
Barna bygger et høyt tårn.
cms/verbs-webp/106787202.webp
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
komme hjem
Pappa har endelig kommet hjem!
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
akseptere
Kredittkort aksepteres her.
cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
fremheve
Du kan fremheve øynene dine godt med sminke.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
møte
Noen ganger møtes de i trappa.
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
overraske
Hun overrasket foreldrene med en gave.
cms/verbs-webp/123947269.webp
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
overvåke
Alt overvåkes her av kameraer.
cms/verbs-webp/100634207.webp
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
forklare
Hun forklarer ham hvordan enheten fungerer.
cms/verbs-webp/115291399.webp
willen
Hij wil te veel!
ville
Han vil ha for mye!
cms/verbs-webp/111792187.webp
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
velge
Det er vanskelig å velge den rette.