Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/99455547.webp
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
akseptere
Noen mennesker vil ikke akseptere sannheten.
cms/verbs-webp/41019722.webp
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
kjøre hjem
Etter shopping kjører de to hjem.
cms/verbs-webp/4706191.webp
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
øve
Kvinnen øver på yoga.
cms/verbs-webp/62069581.webp
sturen
Ik stuur je een brief.
sende
Jeg sender deg et brev.
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
overgå
Hvaler overgår alle dyr i vekt.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
melde
Alle om bord melder til kapteinen.
cms/verbs-webp/43483158.webp
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
reise med tog
Jeg vil reise dit med tog.
cms/verbs-webp/119289508.webp
houden
Je mag het geld houden.
beholde
Du kan beholde pengene.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
sende
Varene vil bli sendt til meg i en pakke.
cms/verbs-webp/123367774.webp
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
sortere
Jeg har fortsatt mange papirer å sortere.
cms/verbs-webp/68841225.webp
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
forstå
Jeg kan ikke forstå deg!
cms/verbs-webp/84476170.webp
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
kreve
Han krevde kompensasjon fra personen han hadde en ulykke med.