Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

stap
Hierdie pad moet nie gestap word nie.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

aanteken
Jy moet met jou wagwoord aanteken.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

veroorsaak
Te veel mense veroorsaak vinnig chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

druk
Hulle druk die man in die water.
duwen
Ze duwen de man het water in.

volg
Die kuikentjies volg altyd hul ma.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

verken
Die ruimtevaarders wil die ruimte verken.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

met die trein gaan
Ek sal daarheen met die trein gaan.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.

bewys
Hy wil ’n wiskundige formule bewys.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

moeilik vind
Albei vind dit moeilik om totsiens te sê.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.

geboorte gee
Sy sal binnekort geboorte gee.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

wees
Jy moet nie hartseer wees nie!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
