Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoer
Hy voer die herstelwerk uit.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
cms/verbs-webp/106851532.webp
kyk mekaar aan
Hulle het mekaar vir ’n lang tyd aangekyk.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
cms/verbs-webp/79582356.webp
ontsyfer
Hy ontsyfer die klein druk met ’n vergrootglas.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/61389443.webp
Die kinders lê saam in die gras.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/103910355.webp
sit
Baie mense sit in die kamer.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
cms/verbs-webp/35071619.webp
verbygaan
Die twee gaan by mekaar verby.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/117491447.webp
hang af
Hy is blind en hang af van buite hulp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/80427816.webp
korrekteer
Die onderwyser korrekteer die studente se opstelle.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdek
Die seemanne het ’n nuwe land ontdek.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
cms/verbs-webp/68435277.webp
kom
Ek’s bly jy het gekom!
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
cms/verbs-webp/36190839.webp
veg
Die brandweer beveg die brand vanuit die lug.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/100965244.webp
kyk af
Sy kyk af in die vallei.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.