Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/85010406.webp
spring oor
Die atleet moet oor die hindernis spring.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/91696604.webp
toelaat
Mens moet nie depressie toelaat nie.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
cms/verbs-webp/61280800.webp
beheer uitoefen
Ek kan nie te veel geld spandeer nie; ek moet beheer uitoefen.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/108014576.webp
sien weer
Hulle sien mekaar uiteindelik weer.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/87317037.webp
speel
Die kind verkies om alleen te speel.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeur
Iets sleg het gebeur.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
cms/verbs-webp/124525016.webp
lê agter
Die tyd van haar jeug lê ver agter.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/118826642.webp
verduidelik
Oupa verduidelik die wêreld aan sy kleinkind.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/110347738.webp
verbly
Die doel verbly die Duitse sokkerondersteuners.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
cms/verbs-webp/55119061.webp
begin hardloop
Die atleet is op die punt om te begin hardloop.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/119417660.webp
glo
Baie mense glo in God.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/78063066.webp
hou
Ek hou my geld in my nagkassie.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.