Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/124320643.webp
moeilik vind
Albei vind dit moeilik om totsiens te sê.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
cms/verbs-webp/43483158.webp
met die trein gaan
Ek sal daarheen met die trein gaan.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/49853662.webp
skryf oor
Die kunstenaars het oor die hele muur geskryf.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbrand
Die vuur sal baie van die woud afbrand.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeer
Die fietse is voor die huis geparkeer.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/85871651.webp
moet gaan
Ek het dringend vakansie nodig; ek moet gaan!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/70864457.webp
bring
Die afleweringspersoon bring die kos.
brengen
De bezorger brengt het eten.
cms/verbs-webp/55269029.webp
mis
Hy het die spyker gemis en homself beseer.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
cms/verbs-webp/95543026.webp
deelneem
Hy neem deel aan die wedren.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiseer
Advertensies word dikwels in koerante gepubliseer.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
cms/verbs-webp/47225563.webp
saamdink
Jy moet saamdink in kaartspelletjies.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/81236678.webp
mis
Sy het ’n belangrike afspraak gemis.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.