Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

hoor
Ek kan jou nie hoor nie!
horen
Ik kan je niet horen!

sny op
Vir die slaai moet jy die komkommer op sny.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

verduidelik
Oupa verduidelik die wêreld aan sy kleinkind.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.

glo
Baie mense glo in God.
geloven
Veel mensen geloven in God.

verteenwoordig
Prokureurs verteenwoordig hulle kliënte in die hof.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

ignoreer
Die kind ignoreer sy ma se woorde.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

ontsyfer
Hy ontsyfer die klein druk met ’n vergrootglas.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.

’n toespraak gee
Die politikus gee ’n toespraak voor baie studente.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

reis
Hy hou daarvan om te reis en het baie lande gesien.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

noem
Hoeveel keer moet ek hierdie argument noem?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

beweeg
Dit is gesond om baie te beweeg.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
