Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/86064675.webp
druk
Die motor het gestop en moes gedruk word.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wakker maak
Die wekker maak haar om 10 vm. wakker.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
cms/verbs-webp/85860114.webp
verder gaan
Jy kan nie enige verder op hierdie punt gaan nie.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/132305688.webp
mors
Energie moet nie gemors word nie.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
cms/verbs-webp/105504873.webp
wil uitgaan
Sy wil haar hotel verlaat.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/59121211.webp
lui
Wie het die deurbel gelui?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/112970425.webp
ontsteld raak
Sy raak ontsteld omdat hy altyd snork.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
cms/verbs-webp/74036127.webp
mis
Die man het sy trein gemis.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
cms/verbs-webp/67035590.webp
spring
Hy het in die water gespring.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/96571673.webp
verf
Hy verf die muur wit.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/106851532.webp
kyk mekaar aan
Hulle het mekaar vir ’n lang tyd aangekyk.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
cms/verbs-webp/115847180.webp
help
Almal help om die tent op te slaan.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.