Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/55788145.webp
bedek
Die kind bedek sy ore.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/132125626.webp
oorreed
Sy moet dikwels haar dogter oorreed om te eet.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
cms/verbs-webp/71260439.webp
skryf aan
Hy het verlede week aan my geskryf.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
cms/verbs-webp/19351700.webp
verskaf
Strandstoele word aan vakansiegangers verskaf.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
cms/verbs-webp/125400489.webp
verlaat
Toeriste verlaat die strand teen middag.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/119952533.webp
proe
Dit proe regtig lekker!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/90032573.webp
weet
Die kinders is baie nuuskierig en weet reeds baie.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
cms/verbs-webp/105504873.webp
wil uitgaan
Sy wil haar hotel verlaat.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/102304863.webp
skop
Wees versigtig, die perd kan skop!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/91367368.webp
stap
Die gesin gaan Sondae stap.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
cms/verbs-webp/129945570.webp
antwoord
Sy het met ’n vraag geantwoord.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/103719050.webp
ontwikkel
Hulle ontwikkel ’n nuwe strategie.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.