Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/123786066.webp
drink
Sy drink tee.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/118253410.webp
spandeer
Sy het al haar geld gespandeer.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
cms/verbs-webp/120282615.webp
belê
Waarin moet ons ons geld belê?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/57248153.webp
noem
Die baas het genoem dat hy hom sal ontslaan.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/117953809.webp
verdra
Sy kan nie die sang verdra nie.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/93697965.webp
ry rond
Die motors ry rond in ’n sirkel.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/125385560.webp
was
Die ma was haar kind.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/124458146.webp
oorlaat
Die eienaars laat hulle honde vir my oor vir ’n stap.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/119417660.webp
glo
Baie mense glo in God.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/125376841.webp
kyk na
Op vakansie het ek baie besienswaardighede bekyk.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/118780425.webp
proe
Die hoofsjef proe die sop.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
cms/verbs-webp/112408678.webp
nooi
Ons nooi jou na ons Oud en Nuwe partytjie.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.