Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

gå gjennom
Kan katten gå gjennom dette hullet?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

dekke
Hun dekker håret sitt.
bedekken
Ze bedekt haar haar.

bli med
Kan jeg bli med deg?
meerijden
Mag ik met je meerijden?

stemme
Man stemmer for eller imot en kandidat.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

drikke
Kuene drikker vann fra elven.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.

overvåke
Alt overvåkes her av kameraer.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.

hoppe ut
Fisken hopper ut av vannet.
uitspringen
De vis springt uit het water.

akseptere
Noen mennesker vil ikke akseptere sannheten.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

bli
De har blitt et godt lag.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

bestå
Studentene besto eksamen.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.

svare
Hun svarer alltid først.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
