Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/67880049.webp
slippe
Du må ikke slippe grepet!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/110233879.webp
skape
Han har skapt en modell for huset.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
cms/verbs-webp/40946954.webp
sortere
Han liker å sortere frimerkene sine.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/120015763.webp
ville gå ut
Barnet vil gå ut.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
cms/verbs-webp/102823465.webp
vise
Jeg kan vise et visum i passet mitt.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/119417660.webp
tro
Mange mennesker tror på Gud.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/123211541.webp
snø
Det snødde mye i dag.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/94796902.webp
finne veien tilbake
Jeg kan ikke finne veien tilbake.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
cms/verbs-webp/65199280.webp
løpe etter
Moren løper etter sønnen sin.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/54608740.webp
rykke opp
Ugress må rykkes opp.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/100434930.webp
ende
Ruten ender her.
eindigen
De route eindigt hier.
cms/verbs-webp/110775013.webp
skrive ned
Hun vil skrive ned forretningsideen sin.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.