Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
smake
Dette smaker virkelig godt!
smaken
Dit smaakt echt goed!
stoppe
Du må stoppe ved det røde lyset.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
passere forbi
De to passerer hverandre.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
unngå
Han må unngå nøtter.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
svinge
Du kan svinge til venstre.
draaien
Je mag naar links draaien.
spise frokost
Vi foretrekker å spise frokost i senga.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
flytte
Nevøen min flytter.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
jage bort
En svane jager bort en annen.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
bruke
Vi bruker gassmasker i brannen.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
gå tilbake
Han kan ikke gå tilbake alene.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
stikke av
Noen barn stikker av hjemmefra.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.