Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/119952533.webp
smake
Dette smaker virkelig godt!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppe
Du må stoppe ved det røde lyset.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/35071619.webp
passere forbi
De to passerer hverandre.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/118064351.webp
unngå
Han må unngå nøtter.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
cms/verbs-webp/94193521.webp
svinge
Du kan svinge til venstre.
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/100565199.webp
spise frokost
Vi foretrekker å spise frokost i senga.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/83776307.webp
flytte
Nevøen min flytter.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/109657074.webp
jage bort
En svane jager bort en annen.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
cms/verbs-webp/106203954.webp
bruke
Vi bruker gassmasker i brannen.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/111750395.webp
gå tilbake
Han kan ikke gå tilbake alene.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/91603141.webp
stikke av
Noen barn stikker av hjemmefra.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/19351700.webp
tilby
Strandstoler tilbys ferierende.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.