Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

enjoy
She enjoys life.
genieten
Ze geniet van het leven.

move
My nephew is moving.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

ride
Kids like to ride bikes or scooters.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

drive away
One swan drives away another.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

keep
You can keep the money.
houden
Je mag het geld houden.

quit
I want to quit smoking starting now!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!

trigger
The smoke triggered the alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.

vote
The voters are voting on their future today.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.

keep
I keep my money in my nightstand.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

buy
They want to buy a house.
kopen
Ze willen een huis kopen.

transport
We transport the bikes on the car roof.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
