Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/118483894.webp
enjoy
She enjoys life.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/83776307.webp
move
My nephew is moving.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/84472893.webp
ride
Kids like to ride bikes or scooters.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/109657074.webp
drive away
One swan drives away another.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
cms/verbs-webp/119289508.webp
keep
You can keep the money.
houden
Je mag het geld houden.
cms/verbs-webp/30314729.webp
quit
I want to quit smoking starting now!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
cms/verbs-webp/61162540.webp
trigger
The smoke triggered the alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/119188213.webp
vote
The voters are voting on their future today.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
cms/verbs-webp/78063066.webp
keep
I keep my money in my nightstand.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/92456427.webp
buy
They want to buy a house.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/46602585.webp
transport
We transport the bikes on the car roof.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
cms/verbs-webp/95543026.webp
take part
He is taking part in the race.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.