Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/98561398.webp
mengen
De schilder mengt de kleuren.
mix
The painter mixes the colors.
cms/verbs-webp/125319888.webp
bedekken
Ze bedekt haar haar.
cover
She covers her hair.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
correct
The teacher corrects the students’ essays.
cms/verbs-webp/115207335.webp
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
open
The safe can be opened with the secret code.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
wake up
The alarm clock wakes her up at 10 a.m.
cms/verbs-webp/119501073.webp
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
lie opposite
There is the castle - it lies right opposite!
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cancel
He unfortunately canceled the meeting.
cms/verbs-webp/71612101.webp
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
enter
The subway has just entered the station.
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
offer
What are you offering me for my fish?
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
waste
Energy should not be wasted.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
pass
The students passed the exam.
cms/verbs-webp/91930542.webp
stoppen
De agente stopt de auto.
stop
The policewoman stops the car.