Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
destroy
The files will be completely destroyed.
cms/verbs-webp/117284953.webp
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
pick out
She picks out a new pair of sunglasses.
cms/verbs-webp/105875674.webp
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
kick
In martial arts, you must be able to kick well.
cms/verbs-webp/129300323.webp
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
touch
The farmer touches his plants.
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
sit
Many people are sitting in the room.
cms/verbs-webp/112755134.webp
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
call
She can only call during her lunch break.
cms/verbs-webp/23257104.webp
duwen
Ze duwen de man het water in.
push
They push the man into the water.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
discuss
The colleagues discuss the problem.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
cms/verbs-webp/120900153.webp
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
go out
The kids finally want to go outside.
cms/verbs-webp/44518719.webp
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
walk
This path must not be walked.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
quit
He quit his job.