Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

studeren
De meisjes studeren graag samen.
study
The girls like to study together.

vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
represent
Lawyers represent their clients in court.

herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
repeat
My parrot can repeat my name.

vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
become friends
The two have become friends.

belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
tax
Companies are taxed in various ways.

missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
miss
He missed the nail and injured himself.

schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
kick
They like to kick, but only in table soccer.

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
expect
My sister is expecting a child.

geloven
Veel mensen geloven in God.
believe
Many people believe in God.

publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publish
Advertising is often published in newspapers.

stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
vote
One votes for or against a candidate.
