Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
feel
The mother feels a lot of love for her child.
cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
drive through
The car drives through a tree.
cms/verbs-webp/11497224.webp
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
answer
The student answers the question.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controleren
Hij controleert wie daar woont.
check
He checks who lives there.
cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
thank
He thanked her with flowers.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
get to know
Strange dogs want to get to know each other.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
drink
She drinks tea.
cms/verbs-webp/79582356.webp
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
decipher
He deciphers the small print with a magnifying glass.
cms/verbs-webp/80060417.webp
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
drive away
She drives away in her car.
cms/verbs-webp/60395424.webp
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
jump around
The child is happily jumping around.
cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
stand up for
The two friends always want to stand up for each other.