Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/117490230.webp
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
order
She orders breakfast for herself.
cms/verbs-webp/97188237.webp
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
dance
They are dancing a tango in love.
cms/verbs-webp/89869215.webp
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
kick
They like to kick, but only in table soccer.
cms/verbs-webp/115207335.webp
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
open
The safe can be opened with the secret code.
cms/verbs-webp/118759500.webp
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
harvest
We harvested a lot of wine.
cms/verbs-webp/116877927.webp
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
set up
My daughter wants to set up her apartment.
cms/verbs-webp/123619164.webp
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
swim
She swims regularly.
cms/verbs-webp/47225563.webp
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
think along
You have to think along in card games.
cms/verbs-webp/100649547.webp
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
hire
The applicant was hired.
cms/verbs-webp/90773403.webp
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
follow
My dog follows me when I jog.
cms/verbs-webp/28642538.webp
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
leave standing
Today many have to leave their cars standing.
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
take over
The locusts have taken over.