Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/123203853.webp
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
cause
Alcohol can cause headaches.
cms/verbs-webp/102169451.webp
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
handle
One has to handle problems.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
demand
My grandchild demands a lot from me.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
feel
The mother feels a lot of love for her child.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
update
Nowadays, you have to constantly update your knowledge.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
show
I can show a visa in my passport.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
hang down
The hammock hangs down from the ceiling.
cms/verbs-webp/79317407.webp
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
command
He commands his dog.
cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
win
He tries to win at chess.
cms/verbs-webp/93169145.webp
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
speak
He speaks to his audience.
cms/verbs-webp/63244437.webp
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
cover
She covers her face.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
reduce
I definitely need to reduce my heating costs.