Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
exhibit
Modern art is exhibited here.
cms/verbs-webp/108520089.webp
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
contain
Fish, cheese, and milk contain a lot of protein.
cms/verbs-webp/98082968.webp
luisteren
Hij luistert naar haar.
listen
He is listening to her.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
check
The dentist checks the patient’s dentition.
cms/verbs-webp/73751556.webp
bidden
Hij bidt in stilte.
pray
He prays quietly.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publish
Advertising is often published in newspapers.
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
work
The motorcycle is broken; it no longer works.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
imitate
The child imitates an airplane.
cms/verbs-webp/120259827.webp
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
criticize
The boss criticizes the employee.
cms/verbs-webp/90321809.webp
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
spend money
We have to spend a lot of money on repairs.
cms/verbs-webp/118003321.webp
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
visit
She is visiting Paris.
cms/verbs-webp/91997551.webp
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
understand
One cannot understand everything about computers.