Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/132125626.webp
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
persuade
She often has to persuade her daughter to eat.
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
sit
Many people are sitting in the room.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
burn down
The fire will burn down a lot of the forest.
cms/verbs-webp/73488967.webp
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
examine
Blood samples are examined in this lab.
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
go through
Can the cat go through this hole?
cms/verbs-webp/91906251.webp
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
call
The boy calls as loud as he can.
cms/verbs-webp/82378537.webp
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
dispose
These old rubber tires must be separately disposed of.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
rustle
The leaves rustle under my feet.
cms/verbs-webp/33493362.webp
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
call back
Please call me back tomorrow.
cms/verbs-webp/55372178.webp
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
make progress
Snails only make slow progress.
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
take over
The locusts have taken over.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
underline
He underlined his statement.