Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

carry
The donkey carries a heavy load.
dragen
De ezel draagt een zware last.

end
The route ends here.
eindigen
De route eindigt hier.

pursue
The cowboy pursues the horses.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

talk to
Someone should talk to him; he’s so lonely.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

set aside
I want to set aside some money for later every month.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

prefer
Many children prefer candy to healthy things.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

underline
He underlined his statement.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

test
The car is being tested in the workshop.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

live
They live in a shared apartment.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

fight
The fire department fights the fire from the air.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

drive away
She drives away in her car.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
