Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

undgå
Han skal undgå nødder.
vermijden
Hij moet noten vermijden.

lytte
Hun lytter og hører en lyd.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

studere
Pigerne kan godt lide at studere sammen.
studeren
De meisjes studeren graag samen.

tale
Man bør ikke tale for højt i biografen.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

tage
Hun skal tage en masse medicin.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.

vente
Vi skal stadig vente en måned.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

teste
Bilen testes i værkstedet.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

annullere
Han annullerede desværre mødet.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

gå
Han kan lide at gå i skoven.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

kræve
Han krævede kompensation fra den person, han havde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

tilbyde
Hun tilbød at vande blomsterne.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
