Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

dække
Barnet dækker sig selv.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

misse
Manden missede sit tog.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

forbedre
Hun ønsker at forbedre sin figur.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.

ville have
Han vil have for meget!
willen
Hij wil te veel!

blive besejret
Den svagere hund bliver besejret i kampen.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.

forlade
Turisterne forlader stranden ved middagstid.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

stige ud
Hun stiger ud af bilen.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.

rengøre
Arbejderen rengør vinduet.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

forny
Maleren vil forny vægfarven.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

åbne
Pengeskabet kan åbnes med den hemmelige kode.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.

modtage
Han modtog en lønforhøjelse fra sin chef.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
