Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

overraske
Hun overraskede sine forældre med en gave.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

annullere
Kontrakten er blevet annulleret.
annuleren
Het contract is geannuleerd.

råbe
Hvis du vil høres, skal du råbe din besked højt.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

hjælpe
Alle hjælper med at sætte teltet op.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

brede ud
Han breder sine arme ud.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

skubbe
Bilen stoppede og måtte skubbes.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

virke
Motorcyklen er i stykker; den virker ikke længere.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

løbe
Atleten løber.
rennen
De atleet rent.

køre afsted
Da lyset skiftede, kørte bilerne afsted.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

tjekke
Mekanikeren tjekker bilens funktioner.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

vise
Jeg kan vise et visum i mit pas.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
