Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

rejse rundt
Jeg har rejst meget rundt i verden.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

prale
Han kan lide at prale med sine penge.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

flytte sammen
De to planlægger at flytte sammen snart.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

efterligne
Barnet efterligner et fly.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

dreje
Du må gerne dreje til venstre.
draaien
Je mag naar links draaien.

brænde
Kødet må ikke brænde på grillen.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

fjerne
Hvordan kan man fjerne en rødvinplet?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?

afgå
Toget afgår.
vertrekken
De trein vertrekt.

udgive
Forlæggeren udgiver disse magasiner.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

flytte ud
Naboerne flytter ud.
verhuizen
De buurman verhuist.

tage toget
Jeg vil tage derhen med toget.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
