Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools

kończyć
On kończy codziennie swoją trasę joggingową.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

wrócić
Tata w końcu wrócił do domu!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

uderzyć
Ona uderza piłkę przez siatkę.
slaan
Ze slaat de bal over het net.

oceniać
On ocenia wyniki firmy.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.

zwracać się
Oni zwracają się do siebie.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

mijać
Czas czasami mija powoli.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

zapisać
Ona chce zapisać swój pomysł na biznes.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

rzucać
On w gniewie rzuca komputerem na podłogę.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

stanąć
Nie mogę stanąć na tej nodze.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

rozkazywać
On rozkazuje swojemu psu.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.

towarzyszyć
Pies im towarzyszy.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
