Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/110045269.webp
kończyć
On kończy codziennie swoją trasę joggingową.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/106787202.webp
wrócić
Tata w końcu wrócił do domu!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
cms/verbs-webp/83636642.webp
uderzyć
Ona uderza piłkę przez siatkę.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/80116258.webp
oceniać
On ocenia wyniki firmy.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cms/verbs-webp/31726420.webp
zwracać się
Oni zwracają się do siebie.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
cms/verbs-webp/90539620.webp
mijać
Czas czasami mija powoli.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/110775013.webp
zapisać
Ona chce zapisać swój pomysł na biznes.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/44269155.webp
rzucać
On w gniewie rzuca komputerem na podłogę.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
cms/verbs-webp/91442777.webp
stanąć
Nie mogę stanąć na tej nodze.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/79317407.webp
rozkazywać
On rozkazuje swojemu psu.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/101765009.webp
towarzyszyć
Pies im towarzyszy.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/119379907.webp
zgadywać
Musisz zgadnąć kim jestem!
raden
Je moet raden wie ik ben!