Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

začať
Turisti začali skoro ráno.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

zdolať
Športovci zdolali vodopád.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.

rozumieť
Nerozumiem ti!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

bežať smerom
Dievča beží k svojej mame.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

zaručiť
Poistenie zaručuje ochranu v prípade nehôd.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

objaviť
Vodou sa náhle objavila obrovská ryba.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

vidieť
S okuliarmi vidíte lepšie.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

zlikvidovať
Tieto staré gumové pneumatiky musia byť zlikvidované samostatne.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

používať
Už aj malé deti používajú tablety.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.

vychádzať
Ukončte svoj boj a konečne vychádzajte!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

študovať
Na mojej univerzite študuje veľa žien.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
