Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/78773523.webp
sich erhöhen
Die Bevölkerungszahl hat sich stark erhöht.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
cms/verbs-webp/107299405.webp
bitten
Er bittet sie um Verzeihung.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
cms/verbs-webp/91254822.webp
pflücken
Sie hat einen Apfel gepflückt.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/106203954.webp
einsetzen
Wir setzen bei dem Brand Gasmasken ein.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/119335162.webp
sich bewegen
Es ist gesund, sich viel zu bewegen.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
cms/verbs-webp/42212679.webp
sich erarbeiten
Er hat sich seine guten Noten hart erarbeitet.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
cms/verbs-webp/120978676.webp
niederbrennen
Das Feuer wird viel Wald niederbrennen.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/90821181.webp
schlagen
Er hat seinen Gegner im Tennis geschlagen.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
cms/verbs-webp/99725221.webp
schwindeln
In einer Notsituation muss man manchmal schwindeln.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
cms/verbs-webp/60111551.webp
einnehmen
Sie muss viele Medikamente einnehmen.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/46998479.webp
besprechen
Sie besprechen ihre Pläne.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
cms/verbs-webp/57248153.webp
erwähnen
Der Chef hat erwähnt, dass er ihn feuern wird.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.