Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/103910355.webp
sitzen
Viele Menschen sitzen im Raum.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
cms/verbs-webp/86583061.webp
bezahlen
Sie bezahlte per Kreditkarte.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/118549726.webp
kontrollieren
Die Zahnärztin kontrolliert die Zähne.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/97335541.webp
kommentieren
Er kommentiert jeden Tag die Politik.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
cms/verbs-webp/73649332.webp
ausrufen
Wer gehört werden will, muss seine Botschaft laut ausrufen.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/1422019.webp
nachsprechen
Mein Papagei kann meinen Namen nachsprechen.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/44127338.webp
hinwerfen
Er hat seinen Job hingeworfen.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
cms/verbs-webp/32180347.webp
auseinandernehmen
Unser Sohn nimmt alles auseinander!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/63457415.webp
vereinfachen
Für Kinder muss man komplizierte Dinge vereinfachen.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/71612101.webp
einfahren
Die U-Bahn ist gerade eingefahren.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/89084239.webp
reduzieren
Ich muss unbedingt meine Heizkosten reduzieren.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/113842119.webp
vorübergehen
Die Zeit des Mittelalters ist vorübergegangen.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.