Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

sich erhöhen
Die Bevölkerungszahl hat sich stark erhöht.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.

bitten
Er bittet sie um Verzeihung.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

pflücken
Sie hat einen Apfel gepflückt.
plukken
Ze plukte een appel.

einsetzen
Wir setzen bei dem Brand Gasmasken ein.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

sich bewegen
Es ist gesund, sich viel zu bewegen.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

sich erarbeiten
Er hat sich seine guten Noten hart erarbeitet.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

niederbrennen
Das Feuer wird viel Wald niederbrennen.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

schlagen
Er hat seinen Gegner im Tennis geschlagen.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.

schwindeln
In einer Notsituation muss man manchmal schwindeln.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

einnehmen
Sie muss viele Medikamente einnehmen.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.

besprechen
Sie besprechen ihre Pläne.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
