Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

alimentar
As crianças estão alimentando o cavalo.
voeden
De kinderen voeden het paard.

remover
A escavadeira está removendo o solo.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.

acontecer
O funeral aconteceu anteontem.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.

trazer
O entregador está trazendo a comida.
brengen
De bezorger brengt het eten.

acompanhar
O cachorro os acompanha.
begeleiden
De hond begeleidt hen.

servir
O chef está nos servindo pessoalmente hoje.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

levantar-se
Ela não consegue mais se levantar sozinha.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

embebedar-se
Ele se embebeda quase todas as noites.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

casar
Menores de idade não são permitidos se casar.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

devolver
O aparelho está com defeito; o vendedor precisa devolvê-lo.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.

reportar-se
Todos a bordo se reportam ao capitão.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
