Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

javiti se
Tko zna nešto može se javiti u razredu.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.

rasprodati
Roba se rasprodaje.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

sjediti
Mnogo ljudi sjedi u sobi.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

izjasniti se
Želi se izjasniti svom prijatelju.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

trebati
Hitno mi je potreban odmor; moram ići!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

prevesti
Može prevesti između šest jezika.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

otvoriti
Festival je otvoren vatrometom.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.

otpustiti
Moj šef me otpustio.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

pustiti ispred
Nitko ne želi pustiti ga naprijed na blagajni u supermarketu.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

prolaziti
Auto prolazi kroz drvo.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

prolaziti
Vrijeme ponekad prolazi sporo.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
