Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/9435922.webp
näherkommen
Die Schnecken kommen einander näher.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/90321809.webp
aufwenden
Wir müssen viel Geld für die Reparatur aufwenden.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/119520659.webp
vorbringen
Wie oft muss ich dieses Argument noch vorbringen?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
cms/verbs-webp/110401854.webp
unterkommen
Wir sind in einem billigen Hotel untergekommen.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
cms/verbs-webp/102167684.webp
vergleichen
Sie vergleichen ihre Figur.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
cms/verbs-webp/114091499.webp
unterrichten
Der Hund wird von ihr unterrichtet.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/120900153.webp
hinausgehen
Die Kinder wollen endlich hinausgehen.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/72855015.webp
bekommen
Sie hat ein sehr schönes Geschenk bekommen.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
cms/verbs-webp/65915168.webp
rascheln
Das Laub raschelt unter meinen Füßen.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/49853662.webp
vollschreiben
Die Künstler haben die ganze Wand vollgeschrieben.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
Der Koch bedient uns heute selbst.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
cms/verbs-webp/102304863.webp
ausschlagen
Vorsicht, das Pferd kann ausschlagen!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!