Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

sich einigen
Die Nachbarn konnten sich bei der Farbe nicht einigen.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

vorbeifahren
Der Zug fährt vor uns vorbei.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

bedienen
Der Koch bedient uns heute selbst.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

studieren
An meiner Uni studieren viele Frauen.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.

empfangen
Ich kann ein sehr schnelles Internet empfangen.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

klappen
Dieses Mal hat es nicht geklappt.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.

sich ansehen
Sie haben sich lange angesehen.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.

vermissen
Er vermisst seine Freundin sehr.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.

bewerten
Er bewertet die Leistung des Unternehmens.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.

erzählen
Sie hat mir ein Geheimnis erzählt.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.

wegwerfen
Er tritt auf eine weggeworfene Bananenschale.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
