Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/125385560.webp
laver
La mère lave son enfant.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/115224969.webp
pardonner
Je lui pardonne ses dettes.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
cms/verbs-webp/83776307.webp
déménager
Mon neveu déménage.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/109588921.webp
éteindre
Elle éteint le réveil.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/95938550.webp
emporter
Nous avons emporté un sapin de Noël.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/34725682.webp
suggérer
La femme suggère quelque chose à son amie.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/85623875.webp
étudier
Il y a beaucoup de femmes qui étudient à mon université.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/106591766.webp
suffire
Une salade me suffit pour le déjeuner.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
cms/verbs-webp/81986237.webp
mélanger
Elle mélange un jus de fruits.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
cms/verbs-webp/120624757.webp
marcher
Il aime marcher dans la forêt.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/78309507.webp
découper
Il faut découper les formes.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
cms/verbs-webp/86196611.webp
renverser
Malheureusement, beaucoup d’animaux sont encore renversés par des voitures.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.