Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
chercher
Je cherche des champignons en automne.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
se tenir debout
Le montagnard se tient sur le pic.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
créer
Il a créé un modèle pour la maison.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
accepter
Les cartes de crédit sont acceptées ici.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
vérifier
Le mécanicien vérifie les fonctions de la voiture.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
critiquer
Le patron critique l’employé.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
explorer
Les astronautes veulent explorer l’espace.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
fermer
Elle ferme les rideaux.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
battre
Il a battu son adversaire au tennis.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
noter
Elle veut noter son idée d’entreprise.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
poser le pied sur
Je ne peux pas poser le pied par terre avec ce pied.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.