Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

entrer
Le navire entre dans le port.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

suivre la réflexion
Il faut suivre la réflexion dans les jeux de cartes.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

liquider
La marchandise est en liquidation.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

rater
Elle a raté un rendez-vous important.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

initier
Ils vont initier leur divorce.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.

manquer
Tu vas tellement me manquer!
missen
Ik zal je zo erg missen!

profiter
Elle profite de la vie.
genieten
Ze geniet van het leven.

quitter
Les touristes quittent la plage à midi.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

aller
Où allez-vous tous les deux?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

obtenir un arrêt maladie
Il doit obtenir un arrêt maladie du médecin.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

appeler
Le garçon appelle aussi fort qu’il peut.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
