Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

pardonner
Elle ne pourra jamais lui pardonner cela!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!

transporter
Le camion transporte les marchandises.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

appartenir
Ma femme m’appartient.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

mentir
Il ment souvent quand il veut vendre quelque chose.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

rendre
Le professeur rend les dissertations aux étudiants.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

toucher
Il la touche tendrement.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.

exclure
Le groupe l’exclut.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.

refuser
L’enfant refuse sa nourriture.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.

se lever
Elle ne peut plus se lever seule.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

limiter
Les clôtures limitent notre liberté.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

surveiller
Tout est surveillé ici par des caméras.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
