Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/118596482.webp
chercher
Je cherche des champignons en automne.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
cms/verbs-webp/122707548.webp
se tenir debout
Le montagnard se tient sur le pic.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/110233879.webp
créer
Il a créé un modèle pour la maison.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepter
Les cartes de crédit sont acceptées ici.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
cms/verbs-webp/123546660.webp
vérifier
Le mécanicien vérifie les fonctions de la voiture.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/120259827.webp
critiquer
Le patron critique l’employé.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
cms/verbs-webp/129002392.webp
explorer
Les astronautes veulent explorer l’espace.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/53064913.webp
fermer
Elle ferme les rideaux.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
cms/verbs-webp/90821181.webp
battre
Il a battu son adversaire au tennis.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
cms/verbs-webp/110775013.webp
noter
Elle veut noter son idée d’entreprise.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/91442777.webp
poser le pied sur
Je ne peux pas poser le pied par terre avec ce pied.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/100965244.webp
regarder en bas
Elle regarde en bas dans la vallée.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.