Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

aizmirst
Viņi nejauši aizmirsuši savu bērnu stacijā.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

sākt
Skola bērniem tikai sākas.
beginnen
School begint net voor de kinderen.

mazgāt
Māte mazgā savu bērnu.
wassen
De moeder wast haar kind.

novietot
Automobiļi ir novietoti pazemes stāvvietā.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

pierast
Bērniem jāpierod skrubināt zobus.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

nosūtīt
Viņa vēlas vēstuli nosūtīt tagad.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.

skatīties
Viņa skatās caur binokli.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.

notikt
Šeit noticis negadījums.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

apceļot
Es esmu daudz apceļojis pasauli.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

protestēt
Cilvēki protestē pret netaisnību.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.

skatīties lejā
Viņa skatās lejā ielejā.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
