Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans

crear
¿Quién creó la Tierra?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

iniciar sesión
Tienes que iniciar sesión con tu contraseña.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

dar a luz
Ella dará a luz pronto.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

sonar
¿Quién sonó el timbre?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

arrancar
Hay que arrancar las malas hierbas.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

protestar
La gente protesta contra la injusticia.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.

enviar
Te envié un mensaje.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

ordenar
A él le gusta ordenar sus estampillas.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

salvar
Los médicos pudieron salvar su vida.
redden
De dokters konden zijn leven redden.

hacer
¡Deberías haberlo hecho hace una hora!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

equivocar
¡Piensa bien para que no te equivoques!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
