Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

patřit
Moje žena mi patří.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

začít běhat
Sportovec se chystá začít běhat.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.

otevřít
Můžete mi prosím otevřít tuhle konzervu?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?

kopnout
V bojových uměních musíte umět dobře kopnout.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

vrátit se
Pes vrátil hračku.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

testovat
Auto je testováno v dílně.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

stačit
To stačí, otravuješ!
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!

pomáhat
Všichni pomáhají stavět stan.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

cestovat
Rádi cestujeme po Evropě.
reizen
We reizen graag door Europa.

garantovat
Pojištění garantuje ochranu v případě nehod.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

posílit
Gymnastika posiluje svaly.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
