Slovník

Naučte se slovesa – holandština

cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
projet
Vlak nás právě projíždí.
cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
sněžit
Dnes hodně sněžilo.
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
doprovodit
Pes je doprovází.
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
posunout
Brzy budeme muset hodiny opět posunout zpět.
cms/verbs-webp/94193521.webp
draaien
Je mag naar links draaien.
zahnout
Můžete zahnout vlevo.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
nechat
Omylem nechali své dítě na nádraží.
cms/verbs-webp/62788402.webp
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
podpořit
Rádi podpoříme vaši myšlenku.
cms/verbs-webp/113842119.webp
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
uplynout
Středověký období již uplynulo.
cms/verbs-webp/106787202.webp
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
přijít domů
Táta konečně přišel domů!
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
ovlivnit
Nenechte se ovlivnit ostatními!
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
opakovat
Můžeš to prosím opakovat?
cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
ležet
Děti společně leží na trávníku.