Slovník

Naučte se slovesa – holandština

cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
objevit
Námořníci objevili novou zemi.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
opravit
Učitel opravuje eseje studentů.
cms/verbs-webp/84365550.webp
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
přepravit
Nákladní vůz přepravuje zboží.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
projet
Vlak nás právě projíždí.
cms/verbs-webp/68435277.webp
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
přijít
Jsem rád, že jsi přišel!
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
posunout
Brzy budeme muset hodiny opět posunout zpět.
cms/verbs-webp/123519156.webp
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
trávit
Veškerý svůj volný čas tráví venku.
cms/verbs-webp/86064675.webp
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
tlačit
Auto se zastavilo a muselo být tlačeno.
cms/verbs-webp/130938054.webp
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
zakrýt
Dítě se zakrývá.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
viset
Oba visí na větvi.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
otočit se
Musíte tady otočit auto.
cms/verbs-webp/98561398.webp
mengen
De schilder mengt de kleuren.
míchat
Malíř míchá barvy.