Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

viset
Rampouchy visí ze střechy.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.

zařídit
Moje dcera chce zařídit svůj byt.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

zvonit
Slyšíš zvonit zvonek?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

odvézt
Matka odveze dceru domů.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

kontrolovat
Zubní lékař kontroluje pacientův chrup.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

obohatit
Koření obohacuje naše jídlo.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.

znamenat
Co znamená tento erb na podlaze?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?

bít
Rodiče by neměli bít své děti.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

rozumět
Člověk nemůže rozumět všemu o počítačích.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

vzít neschopenku
Musí si vzít neschopenku od doktora.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

sedět
V místnosti sedí mnoho lidí.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
