Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

respond
She responded with a question.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

turn off
She turns off the alarm clock.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.

reward
He was rewarded with a medal.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

chat
Students should not chat during class.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

repeat
My parrot can repeat my name.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

remove
The craftsman removed the old tiles.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

come first
Health always comes first!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!

underline
He underlined his statement.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

handle
One has to handle problems.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.

hate
The two boys hate each other.
haten
De twee jongens haten elkaar.

follow
The chicks always follow their mother.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
