Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

visit
An old friend visits her.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.

mix
She mixes a fruit juice.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.

monitor
Everything is monitored here by cameras.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.

start running
The athlete is about to start running.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.

start
School is just starting for the kids.
beginnen
School begint net voor de kinderen.

burn down
The fire will burn down a lot of the forest.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

become
They have become a good team.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

explain
She explains to him how the device works.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

accept
I can’t change that, I have to accept it.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.

spend
She spends all her free time outside.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

deliver
He delivers pizzas to homes.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
