Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
trenge
Jeg er tørst, jeg trenger vann!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
sende
Han sender et brev.
sturen
Hij stuurt een brief.
danne
Vi danner et godt lag sammen.
vormen
We vormen samen een goed team.
lytte til
Barna liker å lytte til hennes historier.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
bygge
Barna bygger et høyt tårn.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
flytte ut
Naboen flytter ut.
verhuizen
De buurman verhuist.
skade
To biler ble skadet i ulykken.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
virke
Motorsykkelen er ødelagt; den virker ikke lenger.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
foretrekke
Vår datter leser ikke bøker; hun foretrekker telefonen sin.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
drive
Cowboyene driver kveget med hester.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
belønne
Han ble belønnet med en medalje.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.