Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools

zbankrutować
Firma prawdopodobnie wkrótce zbankrutuje.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

zgubić się
Moje klucze się dzisiaj zgubiły!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!

wracać
Po zakupach obaj wracają do domu.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

podróżować
Lubiemy podróżować po Europie.
reizen
We reizen graag door Europa.

stanąć w obronie
Dwóch przyjaciół zawsze chce stanąć w obronie siebie.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

kopać
Oni lubią kopać, ale tylko w piłkarzyki.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

słuchać
Dzieci lubią słuchać jej opowieści.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

oszczędzać
Można oszczędzać na ogrzewaniu.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

zaprzyjaźnić się
Obaj zaprzyjaźnili się.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

zwolnić
Szef go zwolnił.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

zapominać
Ona zapomniała teraz jego imienia.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
