Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

chamar
O menino chama o mais alto que pode.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

fechar
Ela fecha as cortinas.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.

ouvir
Não consigo ouvir você!
horen
Ik kan je niet horen!

proteger
A mãe protege seu filho.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.

marcar
A data está sendo marcada.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.

reencontrar
Eles finalmente se reencontram.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

desenvolver
Eles estão desenvolvendo uma nova estratégia.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.

ver
Você pode ver melhor com óculos.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

chutar
Nas artes marciais, você deve saber chutar bem.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

desperdiçar
A energia não deve ser desperdiçada.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

escrever para
Ele escreveu para mim na semana passada.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
