Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
tornar-se amigos
Os dois se tornaram amigos.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
preferir
Nossa filha não lê livros; ela prefere o telefone.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
conversar
Ele frequentemente conversa com seu vizinho.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
tocar
O sino toca todos os dias.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
sair correndo
Ela sai correndo com os sapatos novos.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
dar lugar
Muitas casas antigas têm que dar lugar às novas.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
avaliar
Ele avalia o desempenho da empresa.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cortar
Para a salada, você tem que cortar o pepino.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
levantar
O helicóptero levanta os dois homens.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
consertar
Ele queria consertar o cabo.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
publicar
Publicidade é frequentemente publicada em jornais.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.