Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cobrir
Ela cobriu o pão com queijo.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

repetir
Pode repetir, por favor?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?

desenvolver
Eles estão desenvolvendo uma nova estratégia.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.

demitir
O chefe o demitiu.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

cobrir
Ela cobre seu cabelo.
bedekken
Ze bedekt haar haar.

atrasar
O relógio está atrasado alguns minutos.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

esperar
Minha irmã está esperando um filho.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

começar
Os soldados estão começando.
beginnen
De soldaten beginnen.

entregar
Ele entrega pizzas em casas.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

misturar
Vários ingredientes precisam ser misturados.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
