Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/61389443.webp
deitar
As crianças estão deitadas juntas na grama.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/77646042.webp
queimar
Você não deveria queimar dinheiro.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/66441956.webp
anotar
Você precisa anotar a senha!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
cms/verbs-webp/115113805.webp
conversar
Eles conversam um com o outro.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/102168061.webp
protestar
As pessoas protestam contra a injustiça.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
cms/verbs-webp/32685682.webp
estar ciente
A criança está ciente da discussão de seus pais.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
cms/verbs-webp/121102980.webp
acompanhar
Posso acompanhar você?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/124458146.webp
deixar
Os donos deixam seus cachorros comigo para um passeio.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/110056418.webp
discursar
O político está discursando na frente de muitos estudantes.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/1422019.webp
repetir
Meu papagaio pode repetir meu nome.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/93150363.webp
acordar
Ele acabou de acordar.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
cms/verbs-webp/27076371.webp
pertencer
Minha esposa me pertence.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.