Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans
atropellar
Un ciclista va ser atropellat per un cotxe.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
obrir
El nen està obrint el seu regal.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
portar de tornada
La mare porta la filla de tornada a casa.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
voler
Ell vol massa!
willen
Hij wil te veel!
acomiadar
El cap l’ha acomiadat.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
passar
Els doctors passen pel pacient cada dia.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
aturar-se
Has d’aturar-te quan el semàfor està vermell.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
protegir
Cal protegir els nens.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
causar
L’alcohol pot causar mal de cap.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
morir
Moltes persones moren a les pel·lícules.
sterven
Veel mensen sterven in films.
connectar
Aquest pont connecta dos barris.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.