Woordenlijst
Leer werkwoorden – Hebreeuws

להוכיח
הוא רוצה להוכיח נוסחה מתמטית.
lhvkyh
hva rvtsh lhvkyh nvshh mtmtyt.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

יצר
מי יצר את הארץ?
ytsr
my ytsr at harts?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

לזרוק
הוא דרך על קליפת בננה שנזרקה.
lzrvq
hva drk ’el qlypt bnnh shnzrqh.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.

התעורר
הוא התעורר זה עתה.
ht’evrr
hva ht’evrr zh ’eth.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.

להוציא
איך הוא הולך להוציא את הדג הגדול הזה?
lhvtsya
ayk hva hvlk lhvtsya at hdg hgdvl hzh?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

הלך
הקבוצה הלכה על הגשר.
hlk
hqbvtsh hlkh ’el hgshr.
wandelen
De groep wandelde over een brug.

הולך
הוא הולך הביתה אחרי העבודה.
hvlk
hva hvlk hbyth ahry h’ebvdh.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.

לבקר
הרופאים מבקרים את החולה כל יום.
lbqr
hrvpaym mbqrym at hhvlh kl yvm.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

להזהיר
הבן שלנו מזהיר במאוד ברכב החדש שלו.
lhzhyr
hbn shlnv mzhyr bmavd brkb hhdsh shlv.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

אחראי
הרופא אחראי לטיפול.
ahray
hrvpa ahray ltypvl.
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.

לדבר רע
הכיתה מדברת רע עליה.
ldbr r’e
hkyth mdbrt r’e ’elyh.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
