Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

return
The dog returns the toy.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

feed
The kids are feeding the horse.
voeden
De kinderen voeden het paard.

make a mistake
Think carefully so you don’t make a mistake!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

check
The dentist checks the teeth.
controleren
De tandarts controleert de tanden.

go bankrupt
The business will probably go bankrupt soon.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

carry
The donkey carries a heavy load.
dragen
De ezel draagt een zware last.

forget
She doesn’t want to forget the past.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

dare
I don’t dare to jump into the water.
durven
Ik durf niet in het water te springen.

understand
I finally understood the task!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

cut to size
The fabric is being cut to size.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

avoid
He needs to avoid nuts.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
