Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

paint
The car is being painted blue.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

come easy
Surfing comes easily to him.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.

drive away
She drives away in her car.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

demand
He demanded compensation from the person he had an accident with.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

give way
Many old houses have to give way for the new ones.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

serve
The chef is serving us himself today.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

give
What did her boyfriend give her for her birthday?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?

set
You have to set the clock.
instellen
Je moet de klok instellen.

demand
He is demanding compensation.
eisen
Hij eist compensatie.

get along
End your fight and finally get along!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

mention
The boss mentioned that he will fire him.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
