Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

hang down
Icicles hang down from the roof.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.

jump around
The child is happily jumping around.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

call back
Please call me back tomorrow.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

pass
The medieval period has passed.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

look at each other
They looked at each other for a long time.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.

meet
Sometimes they meet in the staircase.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

let through
Should refugees be let through at the borders?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

discover
The sailors have discovered a new land.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.

give way
Many old houses have to give way for the new ones.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

paint
I want to paint my apartment.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

cover
The child covers itself.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
