Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/11579442.webp
lancer
Ils se lancent la balle.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/43956783.webp
s’enfuir
Notre chat s’est enfui.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
cms/verbs-webp/53646818.webp
laisser entrer
Il neigeait dehors et nous les avons laissés entrer.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
cms/verbs-webp/118343897.webp
travailler ensemble
Nous travaillons ensemble en équipe.
samenwerken
We werken samen als een team.
cms/verbs-webp/106997420.webp
laisser intact
La nature a été laissée intacte.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
cms/verbs-webp/100585293.webp
faire demi-tour
Il faut faire demi-tour avec la voiture ici.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/107299405.webp
demander
Il lui demande pardon.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
cms/verbs-webp/68212972.webp
s’exprimer
Celui qui sait quelque chose peut s’exprimer en classe.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/122079435.webp
augmenter
L’entreprise a augmenté ses revenus.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/83661912.webp
préparer
Ils préparent un délicieux repas.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
cms/verbs-webp/115172580.webp
prouver
Il veut prouver une formule mathématique.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/101890902.webp
produire
Nous produisons notre propre miel.
produceren
We produceren onze eigen honing.