Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/111160283.webp
imaginer
Elle imagine quelque chose de nouveau chaque jour.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/21689310.webp
interroger
Mon professeur m’interroge souvent.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepter
Je ne peux pas changer cela, je dois l’accepter.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/64053926.webp
surmonter
Les athlètes surmontent la cascade.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/117491447.webp
dépendre
Il est aveugle et dépend de l’aide extérieure.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/129203514.webp
discuter
Il discute souvent avec son voisin.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
cms/verbs-webp/75508285.webp
attendre avec impatience
Les enfants attendent toujours la neige avec impatience.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/114272921.webp
conduire
Les cow-boys conduisent le bétail avec des chevaux.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
cms/verbs-webp/859238.webp
exercer
Elle exerce une profession inhabituelle.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
cms/verbs-webp/55119061.webp
commencer à courir
L’athlète est sur le point de commencer à courir.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/98977786.webp
nommer
Combien de pays pouvez-vous nommer?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/84847414.webp
prendre soin
Notre fils prend très soin de sa nouvelle voiture.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.